Rijk
Jan 06, 2017door Lien
'Ik vraag mij soms af of wij thuis arm zijn’, zei het metekind op de achterbank. We waren onderweg naar de plek waar we enkele dagen samen onze tenten zouden opslaan. Figuurlijk dan. Tenten zijn niet zo aan deze meter besteed. Toen ik een met kindervingers zorgvuldig neergepende brief had gekregen met de vraag of we eens met z’n tweetjes gingen kamperen, besloot ik om het begrip ruim te interpreteren. De gezellige retro woonwagen van een vriendin leek me het gedroomde compromis. Middenin het groen, grenzend aan een natuurdomein. Geen stromend water of elektriciteit. Wel een fenomenaal vergezicht, een gaspit om te koken en een waterput. Een vuurkorf voor een avondlijk streepje magie erbij en het kampeergehalte was wat mij betrof compleet.
'Arm?', vroeg ik. 'Waarom denk je dat, liefje?' Ze zuchtte. 'Er zijn kinderen in mijn klas die constant nieuwe kleren aanhebben', klonk het. 'Ze krijgen elk jaar een nieuwe boekentas. En in de vakantie gaan ze op reis naar het buitenland. Met het vliegtuig. Dat doen wij thuis allemaal niet.'
'Ja', zei ik, terwijl ik haar woorden wat liet bezinken. 'Dan kan het natuurlijk weleens zo lijken, alsof je arm bent.' Mijn meterhart werd er een beetje stil van. Arm was een woord dat ik moeilijk kon associëren met het prachtige zeskoppige gezin waarin mijn tienjarige oogappel mag opgroeien.
'Misschien vinden je mama en papa gewoon andere dingen belangrijk', opperde ik. 'Ja, misschien', zei ze. Mijn invalshoek leek voorlopig weinig indruk te maken. Ik gooide het over een andere boeg. Of ze wel eens van omdenken had gehoord? En of ze zin had in een spelletje? Ik had op slag haar aandacht.
Wat volgde was een geanimeerd gesprek over de brede waaier aan buitenschoolse activiteiten waaraan zij en haar zus en broertjes deelnemen. Over het vers bereide eten dat elke dag op tafel staat. Over de mooie piano in de woonkamer en de vele theatervoorstellingen en tentoonstellingen die ze als gezin bezoeken. Over hun fijne, pas verbouwde huis en de gigantische tuin vol klimbomen waarin je uren kan lezen en piraatje spelen. De tuin waarin appels en bessen groeien en waarin het heerlijk barbecuen, touwtjespringen en rennen is. 'En dan heb je ook nog eens een geweldige meter', voegde ik er fijntjes aan toe.
'Mja. Eigenlijk zijn we wel rijk, hé’, besloot ze met blinkende ogen. Die avond bij het vuur dronken we appelsap uit eigen tuin, speelden woordspelletjes tot het donker werd en keken naar de sterren. Toen het eigenlijk bedtijd was, haalde ik een extra deken en gooide nog een blok hout op het vuur. Nog zoveel nachten om te slapen. En morgen weer een dag. Wat een rijkdom.